Wetgeving die zijn doel voorbijschiet, helpt mensen in schulden niet.

Door Anneleen Van Bossuyt op 29 maart 2023
Anneleen Van Bossuyt

Er bestaat geen enkele twijfel over dat de strijd tegen overmatige schuldenlast en de excessen van de schuldenindustrie moet gevoerd worden. De vraag is alleen hoe we dat doen. Dat er een eerste kosteloze herinnering gestuurd moet worden alvorens invorderingskosten aangerekend kunnen worden, is een goede zaak. Een vergetelheid is snel gebeurd en dit geeft de consument de kans om zijn niet-betaling recht te zetten. Ook het plafonneren van schadebedingen is nodig. In de praktijk zien we jammer genoeg dat er zich misbruiken voordoen waarbij een onderneming na verval van de factuur buitensporige schadebedingen of intresten vraagt die niet in verhouding staan tot de oorspronkelijke schuld van de consument. Dat heet misbruik en moet kordaat worden aangepakt.

 

In het wetsontwerp van de regering wordt echter een wachttermijn van 14 kalenderdagen opgelegd na de kosteloze betalingsherinnering alvorens een onderneming invorderingskosten kan aanrekenen. Dit kan een averechts effect hebben. De schulden verdwijnen immers niet wanneer ze niet (meteen) betaald worden. Ze stapelen zich op. De kans bestaat dat consumenten de kosteloze betalingsherinnering en uitstel van betaling incalculeren. Dit kan tot gevolg hebben dat zij goederen of diensten kopen die ze zich niet kunnen veroorloven, waardoor zij hun schuldenlast alleen maar zien toenemen. Daarom pleiten wij ervoor om de wachttermijn naar 7 dagen terug te brengen. Een ander averechts affect heeft het voorzien van drie vervaldata voor overeenkomsten betreffende regelmatige levering van goederen en diensten. Dit zal er immers toe leiden dat de nieuwe maandfactuur ontvangen wordt, terwijl de vorige factuur nog niet is betaald.  

 

Laten we de problematiek ook eens van een andere kant belichten, die van de soms ook kleine ondernemingen en zelfstandigen die terwijl ze wachten op afgeloste facturen, ook rekeningen moeten betalen om de boel draaiende te houden. Is het eerlijk dat zij bankier moeten spelen voor mensen die aankopen doen die zij zich misschien niet kunnen veroorloven? Ik vind van niet. Daarom moet er een evenwicht gevonden worden tussen de bescherming van kwetsbare consumenten, de bescherming van ondernemingskracht en de vrijheid van ondernemen. Elke schuld moet worden betaald en elke schade moet worden vergoed, zonder dat de schuldeisende onderneming hier voordeel uit kan halen.

 

Door tal van bijkomende verplichtingen en formaliteiten in te voeren voor instanties die verantwoordelijk zijn voor het minnelijk invorderen van schulden – want daar gaat het wetsontwerp over- moeten we ook waakzaam zijn dat er niet sneller wordt overgegaan tot een veel duurdere gerechtelijke invordering. Het is immers voornamelijk in die fase dat consumenten geconfronteerd worden met een hoge toename van schulden. Hetzelfde geldt voor het plafond dat mag aangerekend worden voor schulden tot 150 euro dat nu op een bedrag van 20 euro ligt.

 

Het kan niet de bedoeling zijn om wetgeving te maken die haar doel voorbijschiet en bestaande problemen alleen maar vergroot. En om tot goede wetgeving te komen, moet je als parlementair volksvertegenwoordiger de problematiek langs alle kanten belichten: die van de mensen met schulden, van de bedrijven die schuld eisen én ook van de instanties die de schulden innen. In het parlement bestaat er gelukkig iets als een hoorzitting, een systeem waarmee we instanties naar het parlement kunnen halen om hen al die kritische vragen te kunnen stellen. Een goed geïnformeerd parlement helpt om tot goede wetgeving te komen en ik betreur dan ook dat die redenering in het Knack-stuk over illegale invorderingen bij onwetende consumenten werd geïnterpreteerd als een verdediging van de ene of de andere partij.  

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is