U bent hier
Opinie: Van vinger aan de Europese pols naar vinger in de Europese pap?

Zaterdag 9 mei wordt de Europadag gevierd. Op diezelfde datum in 1950 zette de Franse minister Robert Schuman met zijn pleidooi de ‘Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal’ in gang, de basis voor de Europese Unie. Die heeft steeds meer invloed op ons dagelijks leven. Veel, misschien zelfs té veel. Kan het credo van onze regering ‘Vlaamse vinger aan de Europese pols’ evolueren naar een ‘Vlaamse vinger in de Europese pap’?
Zo kent iedereen de clichévoorbeelden waarbij de Europese Commissie last lijkt te hebben van ‘regulitis’. Natuurlijk is het willen verbieden van hervulbare flesjes olijfolie in restaurants of het vastleggen van de gewenste kromming van bananen eerder anekdotisch. Toch moeten we er over waken dat de EU niet verglijdt naar regeldrift en overregulering.
Minstens even essentieel als de vraag of we nu meer of minder Europese regulering nodig hebben, is de kwestie van goede (of betere) regelgeving. De situatie in Griekenland heeft ons pijnlijk met de neus op de feiten gedrukt. Begrotingen van lidstaten moeten op orde zijn, anders wordt de volledige Europese economie meegesleurd. Maar wat dan te denken van Eurostat dat ons verplicht alle kosten van Oosterweel in één keer in de Vlaamse begroting op te nemen? Een burger betaalt zijn hypothecaire lening toch ook af op 20 of 30 jaar? Broodnodige investeringen in Vlaanderen worden op die manier afgeremd omdat Europese regels het nu eenmaal zo voorschrijven. Helaas heeft dit met gezond verstand of goede regelgeving weinig te maken.
Maar laten we in het kader van de Europadag toch ook een complimentje geven. In de Commissie Juncker werd de Nederlandse Eurocommissaris Timmermans aangesteld met ‘Better Regulation’ in de portefeuille. En sinds kort is er ook het Europese REFIT-programma dat mikt op afslanken, vereenvoudigen en makkelijker toepasbaar maken van Europese regelgeving. Dit is essentieel voor onze economische groei en dat moeten we dus van nabij opvolgen.
Eigen boezem
In Vlaanderen beseffen we de enorme invloed van Europa nog niet genoeg. We moeten daarom ook in eigen boezem durven kijken, onze politiek en ons Vlaams Parlement moeten ‘europeaniseren’. Naar analogie met Denemarken zouden ministers die op Europees niveau een standpunt gaan verdedigen zowel ervoor als daarna uitleg moeten geven aan onze volksvertegenwoordigers. Voor belangrijke onderhandelingen lijkt ook een expliciet onderhandelingsmandaat niet overbodig.
Daarnaast moeten we Europese voorstellen van regelgeving ook proactiever en grondiger beoordelen in Vlaanderen. Hiervoor zouden we ons kunnen baseren op de zogenaamde BNC-fiches in Nederland. Voorstellen vanuit de Commissie worden daar aan een degelijke screening onderworpen op vlak van bevoegdheid, proportionaliteit, financiële gevolgen en subsidiariteit.
Vlaanderen heeft vandaag de dag onvoldoende invloed op de Europese besluitvorming. Enerzijds te weinig rechtstreekse invloed omdat Vlaanderen geen eigen stoel heeft aan de Europese tafel en alles via het niveau van de lidstaat gebeurt. Anderzijds te weinig invloed omdat de Europese Unie nog te veel werkt vanuit haar eigen Brusselse bubbel, over Straatsburg en Luxemburg zwijgen we maar even zedig. Een Europese samenwerking kan echter enkel slagen wanneer van onderuit beslist wordt samen te werken. Een top-down benadering daarentegen waarbij een strak keurslijf wordt opgelegd van bovenaf, vergroot alleen maar het democratisch deficit.
Subsidiariteit
De werking van de EU moet gebaseerd zijn op kerntaken, grensoverschrijdende thema’s waarbij een Europese aanpak beter werkt dan 28 afzonderlijke strategieën in elk van de lidstaten. Essentieel daarbij is het beginsel van subsidiariteit: beleid mag enkel op een hoger – bv. Europees – niveau gevoerd worden wanneer dit efficiënter is dan bij een lagere overheid. Als de Europese Commissie een voorstel doet dat ingaat tegen dit principe, kunnen nationale en regionale parlementen hiertegen reageren.
In theorie althans. De praktijk leert ons dat de bestaande subsidiariteitsprocedures te complex en niet genoeg gekend zijn. Sinds het Verdrag van Lissabon werd slechts 2 keer voldaan aan alle regeltjes om het subsidiariteitsbeginsel in te roepen. Beide keren vond de Europese Commissie echter dat ze dit principe niet overschreden had, en legde dus het advies van de parlementen naast zich neer. Misschien moeten we ervoor opperen deze subsidiariteitstoets bindend te maken en de Commissie te dwingen het voorstel in te trekken wanneer er bezwaar wordt aangetekend door de parlementen. Het is essentieel dat we onderzoeken hoe we het subsidiariteitsbeginsel kunnen opwaarderen. Want wanneer de bevoegdheidsverdeling niet gerespecteerd wordt en nationale of regionale parlementen hiertegen reageren, moeten zij ernstig genomen worden.
Europa heeft een enorme invloed op ons leven en het wordt tijd dat we hier rekening mee houden. Zowel door het principe van subsidiariteit beter en consequenter te hanteren, als door inhoudelijk onze stempel te drukken op Europese besluitvorming.
Bekijk hier het opiniestuk op De Tijd.