U bent hier
Subsidiariteit moet uitgangspunt zijn voor EU-wetten
Europa mag alleen nog maar wetgeving maken als die een duidelijke meerwaarde heeft boven nationale regels. Die aanbeveling doet de Vlaamse Europarlementariër Anneleen Van Bossuyt in een rapport dat dit najaar door het Europees Parlement wordt behandeld.
Eind vorige maand loodste de juriste met succes een rapport door een commissie van het Europees Parlement waarin ze aanbevelingen doet om de kwaliteit van wetgeving over de interne markt te verbeteren. Het proces moet transparanter, de kwaliteit van impactbeoordelingen van voorstellen moet beter en de nationale parlementen moeten er eerder bij betrokken worden.
Dat laatste is voor Van Bossuyt een belangrijk punt. Haar partij, de N-VA, bepleit een zelfstandiger Vlaanderen binnen de Europese Unie. In haar rapport, dat nu ondersteund wordt door het Europees Parlement, speelt subsidiariteit daarom een grote rol: De EU mag alleen wetgeving maken als het nationaal, regionaal of lokaal niveau daartoe ontoereikend blijkt. ‘Dat moet het uitgangspunt zijn voor alle Europese wetgeving,’ zegt Van Bossuyt. ‘Ik heb als rapporteur op mijn strepen gestaan. Betere regelgeving begint bij het feit dat we enkel wetgeving aannemen als die een duidelijke meerwaarde heeft. Ik ben ervan overtuigd dat de onwetendheid bij burgers over Europa en de vele misverstanden voor een groot deel veroorzaakt worden doordat we veel te veel wetgeving maken. Mensen zien daardoor niet meer waar Europa echt nodig is. Als iets op nationaal niveau geregeld kan worden, dan hebben we Europa niet nodig. Als mensen zien dat dat gebeurt, dan gaan ze misschien weer echt in Europa geloven.’
Welke rol speelt de regelgeving bij het winnen of verliezen van het vertrouwen?
‘Ik denk dat we die rol niet moet onderschatten. Mensen kijken tijdens grote problemen, zoals de financiële crisis, naar Europa. Tegelijkertijd klagen ze over regelneverij en Europa als groot bureaucratisch monster. Het probleem is: op sommige vlakken doet Europa te weinig, op andere vlakken juist te veel. De EU heeft een meerwaarde voor burgers, ze is er voor hen. Maar de mensen zijn het vertrouwen kwijt. Als je wilt zorgen dat ze het terugkrijgen, moet je niet de vlucht naar voren nemen. Meer en meer Europa is niet de weg. Alleen als mensen zien dat we in Europa zaken aanpakken die we nationaal niet aankunnen, krijg je het geloof terug.’
Hoe bepaal je of EU-regels meerwaarde hebben boven nationale wetgeving?
‘Wetgeving moet zo dicht mogelijk bij de burger gemaakt worden. Eerst op lokaal, dan op regionaal niveau, dan op nationaal niveau, en pas dan op Europees niveau. Ik zal een voorbeeld geven: het klimaatbeleid. Het heeft niet zo’n zin om dat op lokaal niveau aan te pakken. Daar heeft Europa dus duidelijk een meerwaarde. Maar je kunt moeilijk zeggen dat Europa het meest geschikte niveau is om cultuurbeleid te voeren.’
De vraag of Europese regels een meerwaarde hebben is toch vooral een politieke?
‘Voor een stuk wel, ja. Guy Verhofstadt bijvoorbeeld [oud-premier van België en nu voorzitter van de liberalen in het Europarlement, red.] is voorstander van een federaal Europa. In zijn perceptie horen alle bevoegdheden bij Europa. Dat is voor ons de omgekeerde wereld. Wij zijn voor een bottom-upbenadering.’
Mocht Europa besluiten om toch wetgeving te maken, dan moet die eenvoudig en makkelijk toepasbaar zijn voor burgers en bedrijven. Vooral midden- en kleine ondernemingen hebben moeite met het naleven van Europese regels, zegt Van Bossuyt. ‘De regels zijn te moeilijk geformuleerd en het kost veel tijd ze te implementeren. Dat leidt tot bijkomende kosten. Vereenvoudiging is ook in het belang van Europa. Het is de enige manier om ervoor te zorgen dat specifieke doelstellingen van wetgeving worden bereikt.’
Hoe komt het dat die regels zo moeilijk uitvoerbaar zijn?
‘Dat heeft te maken met het proces. Er komt een voorstel van de Commissie naar het Parlement en naar de Raad. In het Europees Parlement onderhandelen vervolgens acht verschillende fracties over dat voorstel, in de Raad zijn het 28 lidstaten. Iedereen wil iets van zijn eigen wensen gereflecteerd zien in het voorstel, waardoor een soort kerstboom ontstaat waar iedereen iets aan hangt. Ik heb een paar van die onderhandelingen meegemaakt waar men uit het oog verliest wat de gevolgen in de praktijk zijn. Het voorstel van de Commissie is aan het einde van de rit vaak niet meer te herkennen. Vandaar ook dat in het rapport wordt voorgesteld om bij grote amendementen met belangrijke wijzigingen opnieuw een impact assessment te doen.’
Staat dat einddoel dan voldoende op het netvlies?
‘Dat gebeurt veel te weinig. De graadmeter is niet zozeer de kwaliteit van de wetgeving, maar de kwantiteit. Hoe meer wetgeving we maken, hoe beter we bezig zijn, lijkt de gedachte. Eigenlijk leven we hier in het Europees Parlement in een bubbel. Het is belangrijk om daar uit te stappen en te kijken naar de realiteit. Dan kun je zien dat mensen niet geholpen zijn met regels over flesjes olijfolie op de tafels in restaurants. Het is echt niet zo dat we onze job goed doen als we veel wetgeving maken. Ik heb liever vijf goede voorstellen waarmee we mensen echt helpen, dan vijfhonderd voorstellen die als een administratieve last worden ervaren.’
Uit uw rapport valt ook op te maken dat Brussel wetgeving uit het oog verliest als die eenmaal aangenomen is. Klopt dat?
‘Ja, dat is een groot probleem. Heel veel Europese wetgeving wordt door de lidstaten niet goed geïmplementeerd. Ook België was daarin de voorbije jaren een slechte leerling. De Europese Commissie moet als bewaker van wetgeving niet bang zijn om procedures te starten tegen lidstaten die hun verplichtingen niet nakomen. Dat gebeurt te weinig. Het is belangrijk dat de Commissie die rol ernstiger neemt. Ten tweede moeten we ook niet bang zijn om wetgeving die wel geïmplementeerd is, terug te trekken als we zien dat die niet goed werkt. We moeten dan onze fout durven erkennen.’
Dit zijn allemaal heel goede voornemens. Hoe gaat u afdwingen dat Europa die ook naleeft?
‘Het heeft voor een groot stuk te maken met een mentaliteitswijziging. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid van het Parlement, de Commissie en de Raad. Het feit dat Frans Timmermans als rechterhand van Commissievoorzitter Juncker is aangenomen en betere regelgeving in zijn portefeuille heeft, kan ons alleen maar hoopvol stemmen.’
Wat merkt u van de aanstelling van Frans Timmermans?
‘Het is nog te vroeg om daar heel concreet iets over te zeggen. We zien wel dat de intenties goed zijn en dat de Commissie het serieus neemt. Er zijn ook al enkele daden aan gekoppeld. Het eigen werkprogramma van de Commissie is veel minder lang dan voorheen. Dat is een stap in de goede richting. De consultatieronde van Timmermans langs alle commissies van het Europees Parlement en langs de lidstaten laat ook zien dat hij het serieus neemt. Maar we kunnen pas oordelen aan het einde van de rit.’
Interview op www.sconline.nl, 4/11/2015.