U bent hier
Huis van de Europese Geschiedenis: duur en overbodig
Europarlementslid Anneleen Van Bossuyt stelt zich vragen bij de noodzaak van het nieuwe Huis van de Europese Geschiedenis, dat vandaag officieel wordt ingehuldigd. “Uiteraard willen we dat de burger de rijke Europese geschiedenis leert kennen. Maar die mogelijkheid bestaat nu ook al in het Parlamentarium, dat daar vlakbij ligt.” Van Bossuyt wijst ook op de zotte kosten voor zo’n overbodig paradepaardje: “De bouw van dit megalomane project kostte de belastingbetaler al 56 miljoen euro. Daar komen de jaarlijkse werkingskosten, die een slordige 11,5 miljoen euro bedragen, nog eens bovenop. En dan rekenen we de veiligheidsuitgaven niet eens mee. Europa moet de mensen op andere manieren overtuigen van zijn meerwaarde, zoals met een krachtdadig veiligheids- en migratiebeleid.”
Het Huis van de Europese Geschiedenis moet de kennis van de Europese geschiedenis vergroten en de nieuwsgierigheid voor het Europese project bij de burger prikkelen. Van Bossuyt steunt die doelstellingen, maar vindt dat er al voldoende plaatsen zijn waar dat kan: “Naast het Parlamentarium, dat jaarlijks 4 miljoen euro aan de burger kost, kan je in Brussel onder meer het Station Europa en het Europees Parlement bezoeken. Bovendien kan je in alle lidstaten terecht bij de informatiebureaus van het Europees Parlement en de lokale Europe Direct-voorlichtingscentra. Er zijn dus al voldoende manieren om de burger te bereiken.”
Op de koop toe willen Groen en Open Vld bekijken hoe de Brusselse gemeenten financieel kunnen bijdragen aan dat nieuwe Huis. “Op die manier zou de belastingbetaler niet alleen bijdragen aan Europa via de nationale belastingen, maar ook nog eens rechtstreeks. Een vreemde situatie”, vindt Van Bossuyt.
Geen curator, maar ernstig beleid
Het Huis van de Europese Geschiedenis opent overigens een jaar later dan voorzien en had al te kampen met groeipijnen. Zo werden collectiestukken naar de verkeerde kunsthandelaar gestuurd. “Het Europees Parlement heeft duidelijk geen ervaring met het beheren van grote collecties. Dat behoort ook niet tot de kerntaken van een parlement. De mensen verwachten van het Europees Parlement geen rol als curator, maar een beleid dat ten dienste staat van de bevolking”, besluit Van Bossuyt.